EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31993R0920

Verordening (EEG) nr. 920/93 van de Commissie van 15 april 1993 tot instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht op de invoer van bepaalde magneetschijven (3, 5" microschijven) van oorsprong uit Japan, Taiwan en de Volksrepubliek China

PB L 95 van 21.4.1993, p. 5–18 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 21/10/1993

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1993/920/oj

31993R0920

Verordening (EEG) nr. 920/93 van de Commissie van 15 april 1993 tot instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht op de invoer van bepaalde magneetschijven (3, 5" microschijven) van oorsprong uit Japan, Taiwan en de Volksrepubliek China

Publicatieblad Nr. L 095 van 21/04/1993 blz. 0005 - 0018


VERORDENING (EEG) Nr. 920/93 VAN DE COMMISSIE van 15 april 1993 tot instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht op de invoer van bepaalde magneetschijven (3,5& Prime; microschijven) van oorsprong uit Japan, Taiwan en de Volksrepubliek China

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2423/88 van de Raad van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (1), inzonderheid op artikel 11,

Na overleg in het bij de genoemde verordening ingestelde Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE (1) In juli 1991 heeft de Commissie met een bericht in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (2) de opening aangekondigd van een anti-dumpingprocedure met betrekking tot de invoer in de Gemeenschap van bepaalde magneetschijven (3,5& Prime; microschijven) van oorsprong uit Japan, Taiwan en de Volksrepubliek China en is zij met een onderzoek begonnen.

De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht van het Committee of European Diskette Manufacturers (Diskma), namens de producenten wier gezamenlijke produktie van 3,5& Prime; microschijven volgens de indieners van de klacht het grootste gedeelte van de communautaire produktie van deze microschijven vertegenwoordigt.

De klacht bevatte bewijsmateriaal van dumping van dit produkt van oorsprong uit de genoemde landen en daaruit voortvloeiende aanmerkelijke schade. Dit bewijsmateriaal werd toereikend geacht om de opening van een procedure te rechtvaardigen.

(2) De Commissie heeft de haar bekende producenten, exporteurs en importeurs, de vertegenwoordigers van de exporterende landen en de indieners van de klacht hiervan officieel in kennis gesteld en de rechtstreeks betrokkenen de mogelijkheid geboden hun zienswijze schriftelijk bekend te maken en te verzoeken om te worden gehoord.

Een aantal producenten in de betrokken landen, sommige met de producenten in Japan verbonden importeurs in de Gemeenschap, bepaalde exporteurs in Hongkong van 3,5& Prime; microschijven waarvan werd beweerd dat zij van oorsprong waren uit de Volksrepubliek China en enige producenten in de Gemeenschap die de klacht niet hadden onderschreven, maakten hun standpunt schriftelijk bekend. Alle partijen werden op hun verzoek gehoord.

(3) De Commissie heeft de haar bekende belanghebbenden vragenlijsten toegezonden en heeft gedetailleerde informatie ontvangen van de communautaire producenten die de klacht hadden ingediend, evenals van bepaalde producenten in Taiwan en de Volksrepubliek China en bepaalde exporteurs in Hongkong van 3,5& Prime; microschijven waarvan werd beweerd dat zij van oorsprong waren uit de Volksrepubliek China. Van alle Japanse producenten, met uitzondering van één enkele, werd onvolledige informatie ontvangen.

(4) De Commissie heeft een onderzoek ingesteld ten kantore van de hierna volgende ondernemingen:

a) Producenten in de Gemeenschap die de klacht hebben ingediend

België

- Sentinel Computer Products Europe NV, Wellen;

Frankrijk

- RPS, Rhône Poulenc Systems, Noisy Le Grand;

Duitsland

- Boeder AG, Floersheim am Main;

Italië

- Balteadisk Spa, Arnad.

b) Japanse producenten

- Hitachi-Maxell Ltd, Tokio,

- Memorex Telex Japan Ltd, Tokio,

- Memorex Copal Corporation Ltd, Fukushima.

c) Producenten in Taiwan

- CIS Technology Inc., Hsin-Chu,

- Megamedia Corporation, Taipei.

d) In Hongkong gevestigde exporteurs van 3,5& Prime; microschijven van oorsprong uit de Volksrepubliek China

- Hanny Magnetics Ltd,

- Lambda Magnetic Ltd,

- Prime Standard Ltd.

e) Met de Japanse producenten verbonden importeurs en wederverkopers in de Gemeenschap

Frankrijk

- Memorex Computer Supplies;

Duitsland

- Maxell Europe GmbH,

- Memorex Computer Supplies,

- Sony Deutschland GmbH,

- TDK Electronics Europe GmbH;

Nederland

- Memorex Telex Distribution;

Verenigd Koninkrijk

- Maxel UK Ltd,

- Memorex Computer Supplies,

- Sony UK Ltd,

- TDK UK Ltd.

(5) Het onderzoek naar dumping bestreek de periode van 1 april 1990 tot en met 31 maart 1991 (onderzoektijdvak).

(6) Door de omvang en de complexiteit van de verzamelde en onderzochte gegevens nam dit onderzoek meer tijd in beslag dan de normale periode van één jaar.

B. PRODUKT WAAROP DE PROCEDURE BETREKKING HEEFT EN SOORTGELIJK PRODUKT i) Omschrijving van het betrokken produkt

(7) De produkten waarop de klacht betrekking had en ten aanzien waarvan de procedure werd geopend, zijn 3,5& Prime; microschijven voor het vastleggen en opslaan van gecodeerde digitale computerinformatie (GN-code ex 8523 20 90).

(8) Van de betrokken microschijven worden verschillende types vervaardigd die worden ingedeeld naar opslagcapaciteit en de wijze waarop zij op de markt worden gebracht. Tussen deze verschillende types bestaat echter geen verschil van betekenis in fysieke kenmerken en technologie. Bovendien zijn zij in hoge mate onderling verwisselbaar.

(9) Een Japanse producent gaf de wens te kennen dat 3,5& Prime; microschijven met een opslagcapaciteit van 4 megabyte of meer van de procedure zouden worden uitgesloten. Tot staving van zijn verzoek voerde deze producent het argument aan dat 3,5& Prime; microschijven met een capaciteit van 4 megabyte of meer, andere fysieke en technische kenmerken en andere gebruiksdoeleinden hebben dan 3,5& Prime; microschijven met een kleinere capaciteit.

Deze argumenten zijn evenwel niet overtuigend aangezien, niettegenstaande de volgens de indieners van de klacht aanwezige verschillen ten aanzien van het fabricageprocédé tussen 3,5& Prime; microschijven met een capaciteit van 4 megabyte of meer, enerzijds, en andere 3,5& Prime; microschijven, anderzijds, deze produkten in wezen dezelfde fysieke kenmerken en definitieve bestemming hebben en alle 3,5& Prime; microschijven grotendeels onderling uitwisselbaar zijn.

(10) Gelet op een en ander dienen in het kader van deze procedure alle 3,5& Prime; microschijven als één enkel produkt te worden aangemerkt.

ii) Soortgelijk produkt

(11) Het onderzoek toonde aan dat de diverse op de binnenlanse markt van Japan en Taiwan verkochte types van microschijven waarop de procedure betrekking heeft, vergelijkbaar waren met die welke uit deze twee landen en uit de Volksrepubliek China naar de Gemeenschap werden uitgevoerd.

(12) Voorts wordt voor de vervaardiging van de diverse types microschijven, zowel in de Gemeenschap als in de drie landen welke de betrokken produkten naar de Gemeenschap uitvoeren, dezelfde basistechnologie gebruikt en hebben de betrokken produkten in wezen dezelfde fysieke kenmerken en gebruiksdoeleinden. Zij dienen derhalve als soortgelijke produkten te worden beschouwd in de zin van artikel 2, lid 12, van Verordening (EEG) nr. 2423/88.

C. INDIVIDUELE BEHANDELING VAN CHINESE EXPORTEURS (13) Alle producenten in de Volksrepubliek China die de vragenlijst van de Commissie volledig beantwoordden en het betrokken produkt gedurende het onderzoektijdvak naar de Gemeenschap uitvoerden, beweerden dat hun onderneming het eigendom was van buitenlandse investeerders, hetzij met de status van een joint venture, hetzij als onderneming met een meerderheidsparticipatie van buitenlandse investeerders. Zij beweerden derhalve dat zij onder grotendeels dezelfde voorwaarden werkten als ondernemingen in een markteconomie.

Met het oog hierop verzochten deze producenten de Commissie een afzonderlijk onderzoek in te stellen naar de activiteiten van ieder van hen. Tot staving van dit verzoek legden sommige producenten documenten voor ten bewijze van hun status.

Als algemene regel geldt in deze dat voor de uitvoer uit landen zonder markteconomie de individuele behandeling van ondernemingen slechts bij hoge uitzondering wordt toegekend en dan nog uitsluitend wanneer de betrokken producent met bewijzen aantoont dat hij zijn prijzen bij uitvoer vrij en zonder enige overheidsinterventie kan vaststellen. Individuele vaststellingen zijn in dit geval inderdaad niet aangewezen omdat de Staat de produktie en het handelsverkeer kan beïnvloeden ten einde voordeel te trekken van de laagst vastgestelde waarden, waardoor de maatregelen hun doeltreffendheid verliezen. Het enkele feit dat een onderneming de status van een joint venture heeft of dat de meerderheid van de aandelen in handen is van een buitenlandse investeerder is derhalve niet toereikend om afzonderlijke vaststellingen voor in de Volksrepubliek China gevestigde ondernemingen te rechtvaardigen. De door alle betrokken ondernemingen, met uitzondering van één enkele, verstrekte informatie wees uit dat de Chinese overheid de meerderheid van de aandelen in handen had of toonde in onvoldoende mate aan dat de overheid geen invloed uitoefende op de zakelijke beslissingen van deze ondernemingen.

(14) Niettemin werd ten aanzien van één onderneming, die het volledige eigendom was van een buitenlandse investeerder, aan de hand van de statuten en andere relevante documenten met betrekking tot haar oprichting en de werking vastgesteld dat deze onderneming niet alleen het oogmerk had winst te maken en de vrijheid had deze winst buiten het grondgebied van de Volksrepubliek China te brengen, doch dat zij bovendien volkomen onafhankelijk was in haar commerciële activiteiten en bij het vaststellen van de prijzen bij uitvoer.

D. DUMPING i) Normale waarde

Voor al de betrokken exporterende landen werd de normale waarde voor elk type van het betrokken produkt dat gedurende het onderzoektijdvak naar de Gemeenschap werd uitgevoerd voorlopig vastgesteld.

a) Japan

(15) Slechts één Japanse producent verstrekte informatie betreffende zijn verkoopprijzen op de binnenlandse markt en zijn produktiekosten. Bij het onderzoek ten kantore van deze producent konden de door hem opgegeven produktiekosten worden geverifieerd, doch de aan de Commissie medegedeelde gegevens met betrekking tot de verkopen op de binnenlandse markt waren onvolledig en maakten geen bevredigende verificatie van de verkoopprijzen op de binnenlandse markt mogelijk.

(16) De normale waarde voor deze Japanse producent werd derhalve overeenkomstig artikel 7, lid 7, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2423/88 vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens. De produktiekosten van de betrokken producent, vermeerderd met een redelijke winstmarge, werden hiervoor de meest geschikte grondslag geacht. Aangezien noch voor de betrokken producent, noch voor andere producenten in Japan identificeerbare winstgevende verkopen van het soortgelijk produkt op de binnenlandse markt konden worden vastgesteld, werden overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder b) ii), van Verordening (EEG) nr. 2423/88 de bij de produktiekosten te voegen uitgaven in verband met verkoop en administratie en andere algemene uitgaven berekend aan de hand van de verkopen op de binnenlandse markt van de betrokken producent in dezelfde sector. Wat de winstmarge betreft, heeft de Commissie, bij gebrek aan informatie ten aanzien van de verkopen op de binnenlandse markt in dezelfde sector door de betrokken producent of door andere producenten in Japan, zich voor haar voorlopige vaststellingen gebaseerd op de marge van 15 % die door de indieners van de klacht was opgegeven voor verkopen van het soortgelijke produkt op de binnenlandse markt van Japan, hetgeen voor dit type produkt op de Japanse markt als een redelijk percentage wordt beschouwd.

(17) Bij gebrek aan enige informatie van de andere betrokken producenten in Japan werden de aldus vastgestelde normale waarden geacht de beste en meest geschikte grondslag te zijn voor de vaststelling van de normale waarde voor deze producenten overeenkomstig het bepaalde in artikel 7, lid 7, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2423/88.

b) Taiwan

(18) Voor één van de twee Taiwanese producenten die de vragenlijst van de Gemeenschap hadden beantwoord, werd de normale waarde overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 4, van Verordening (EEG) nr. 2423/88 vastgesteld op basis van de prijs die in het normale handelsverkeer op de binnenlandse markt werkelijk werd betaald voor het betrokken produkt, waarvan voldoende hoeveelheden werden verkocht om een deugdelijke vergelijking mogelijk te maken.

(19) Ten aanzien van de andere Taiwanese producent werd vastgesteld dat diens verkopen van het soortgelijke produkt op de binnenlandse markt minder dan 5 % van zijn uitvoer van het betrokken produkt naar de Gemeenschap uitmaakten. Overeenkomstig de normale handelwijze, die door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen werd bevestigd, werden de binnenlandse verkopen van deze producent derhalve geacht te hebben plaatsgevonden in hoeveelheden die niet toereikend waren om een deugdelijke vergelijking mogelijk te maken. De normale waarde diende derhalve overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder b) ii), van Verordening (EEG) nr. 2423/88 te worden samengesteld op basis van de produktiekosten van de betrokken producent en, bij gebrek aan geschikte gegevens met betrekking tot de uitgaven en winsten van deze producent op de binnenlandse markt ten gevolge van het feit dat op deze markt onvoldoende hoeveelheden werden verkocht, een bedrag voor uitgaven in verband met verkoop en administratie en andere algemene uitgaven, gerelateerd aan de kosten en de winsten die door de andere Taiwanese producenten worden gemaakt in verband met verkopen van het soortgelijke produkt op zijn binnenlandse markt.

c) Volksrepubliek China

(20) Aangezien de Volksrepubliek China een land zonder markteconomie is, werd de normale waarde vastgesteld aan de hand van gegevens die werden verkregen in een land met een markteconomie. De indiener van de klacht stelde wat dit betreft voor, de normale waarde vast te stellen op basis van de verkoopprijzen van het soortgelijke produkt op de binnenlandse markt van Taiwan, een land met een analoge markteconomie, overeenkomstig artikel 2, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 2423/88.

(21) Eén Chinese producent gaf echter als zijn mening te kennen dat de normale waarde diende te worden gebaseerd op de prijzen tegen dewelke het door hem vervaardigde soortgelijke produkt werd verkocht op zijn belangrijkste afzetmarkt, de Verenigde Staten van Amerika. Aangezien vrijwel alle bij de vervaardiging van het betrokken produkt gebruikte componenten afkomstig waren van verbonden ondernemingen in landen met een markteconomie, te weten de Verenigde Staten en Hongkong, stelde deze producent als alternatief voor bij het samenstellen van de normale waarde rekening te houden met de genoemde kosten zoals deze door de betrokken Chinese producent werden gemaakt en de resterende kosten op basis van de analoge markteconomie vast te stellen.

(22) In artikel 2, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 2423/88 zijn de criteria voor de vaststelling van de normale waarde neergelegd. Noch de prijzen in andere landen, noch de door de betrokken producent gemaakte kosten voldoen aan deze criteria. De door deze producent naar voren gebrachte argumenten kunnen derhalve niet worden aanvaard.

(23) Wat de selectie van een land met een markteconomie betreft, wordt Taiwan als een passende en niet onredelijke keuze beschouwd, aangezien het betrokken produkt aldaar door een aantal concurrerende producenten op de markt wordt gebracht. Deze markt is, wat de afhankelijkheid van bepaalde bij de vervaardiging gebruikte componenten betreft, vergelijkbaar met die van de Volksrepubliek China. Daar komt nog bij dat de hoeveelheden waarin het betrokken produkt door de twee bij het onderzoek betrokken Taiwanese bedrijven werd vervaardigd, representatief was in vergelijking met de omvang van de uitvoer uit de Volksrepubliek China naar de Gemeenschap. De Commissie heeft de normale waarde voor de Volksrepubliek China derhalve vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde normale waarde die voor de twee betrokken producenten uit Taiwan werd vastgesteld.

ii) Prijs bij uitvoer

a) Algemeen

(24) Voor één producent in Taiwan en voor de betrokken producenten in de Volksrepubliek China werd rekening gehouden met vrijwel al hun uitvoer naar de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak. Voor de andere producent in Taiwan werd bij de vaststelling van de prijs bij uitvoer geen rekening gehouden met zijn uitvoer naar de Gemeenschap van zogenaamde uitvalprodukten gedurende het onderzoektijdvak. In overleg met de betrokken producenten in Japan werd ervan uitgegaan dat de in aanmerking genomen uitvoertransacties van het onderzoektijdvak meer dan 75 % van hun totale uitvoer naar de Gemeenschap in deze periode uitmaakten.

b) Japan

(25) Aangezien vrijwel alle verkopen voor uitvoer van de betrokken Japanse producenten aan verbonden importeurs in de Gemeenschap plaatsvonden, werden de prijzen bij uitvoer van deze verkopen overeenkomstig artikel 2, lid 8, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2423/88 samengesteld op basis van de prijs tegen dewelke het ingevoerde produkt voor het eerst aan een onafhankelijke koper in de Gemeenschap wederverkocht werd. Bij de vaststelling van deze prijzen bij uitvoer werd rekening gehouden met alle tussen de invoer en de wederverkoop gemaakte kosten en een winstmarge van 5 %, hetgeen in het kader van de procedure tot vaststelling van het voorlopige recht redelijk wordt geacht, gezien de winsten die door onafhankelijke importeurs in de sector elektronica worden gemaakt.

(26) Een van de betrokken Japanse producenten weigerde voor zijn centrale distributiecentrum in de Gemeenschap informatie te verstrekken betreffende de tussen de invoer en de wederverkoop gemaakte kosten. Deze kosten werden derhalve overeenkomstig artikel 7, lid 7, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2423/88 vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens. Voor deze producent werden de door een andere Japanse producent met een vergelijkbaar distributienetwerk in de Gemeenschap gemaakte kosten als de meest redelijke grondslag voor het vaststellen van de betrokken kosten beschouwd.

De eerstgenoemde Japanse producent weigerde bovendien informatie te verschaffen betreffende de prijzen die door zijn verbonden importeur in de Gemeenschap aan twee belangrijke onafhankelijke afnemers werden aangerekend, op grond van de overweging dat de verkopen aan andere afnemers waarvan reeds opgave was gedaan meer dan 80 % van zijn totale uitvoer naar de Gemeenschap vertegenwoordigden. De Commissie ging er evenwel van uit, dat aangezien de twee betrokken afnemers elk ongeveer 5 % van de totale verkopen in de Gemeenschap van de betrokken producent voor hun rekening namen, de ten aanzien van deze twee kopers toegepaste prijzen niet noodzakelijk gelijk waren aan de gemiddelde prijzen welke andere afnemers in de Gemeenschap in rekening werden gebracht. Gelet op wat voorafgaat en overeenkomstig het genoemde artikel 7, lid 7, onder b), ging de Commissie ervan uit dat de verkoopprijzen voor deze twee afnemers gelijk waren aan de laagste prijzen die door de producent in kwestie in de Gemeenschap voor het betrokken produkt werden gevraagd. Zij heeft de overeenkomstige prijzen bij uitvoer vastgesteld volgens het bepaalde in overweging 23. Elke andere werkwijze zou als het ware een beloning zijn geweest voor het niet verlenen van medewerking.

Bovendien werd geconstateerd dat de betrokken Japanse producent de enige was die de door hem uitgevoerde produkten rechtstreeks aan een onafhankelijke koper in de Gemeenschap had verkocht. De uitvoerprijzen voor die verkopen werden overeenkomstig artikel 2, lid 8, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2423/88 vastgesteld op basis van de prijzen die werkelijk werden betaald voor het betrokken produkt dat voor uitvoer naar de Gemeenschap werd verkocht.

c) Taiwan

(27) Voor de twee betrokken Taiwanese producenten werden de uitvoerprijzen ten behoeve van de voorlopige bevindingen overeenkomstig artikel 2, lid 8, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2423/88 vastgesteld aan de hand van de prijzen die werkelijk werden betaald voor het voor uitvoer naar de Gemeenschap verkochte produkt.

d) Volksrepubliek China

(28) De uitvoer naar de Gemeenschap van alle Chinese producenten, met uitzondering van één, ging via Hongkong. Wanneer de produkten door de producent zelf naar de Gemeenschap werden uitgevoerd, hetzij rechtstreeks, hetzij via Hongkong, werden de prijzen bij uitvoer vastgesteld op basis van de prijzen die werkelijk werden betaald voor het voor uitvoer naar de Gemeenschap verkochte produkt.

Wanneer de uitgevoerde produkten via verbonden ondernemingen in Hongkong aan onafhankelijke kopers in de Gemeenschap werden verkocht, werden de uitvoerprijzen vastgesteld op basis van de door de onderneming in Hongkong toegepaste prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap.

Wanneer de goederen aan verbonden importeurs in de Gemeenschap werden verkocht, werden de prijzen bij uitvoer samengesteld op basis van de prijs tegen dewelke het ingevoerde produkt voor het eerst aan een onafhankelijke koper in de Gemeenschap werd wederverkocht. Bij de vaststelling van deze prijs bij uitvoer werd rekening gehouden met alle door de verbonden importeur tussen het tijdstip van invoer en van wederverkoop gemaakte kosten. Tevens werd rekening gehouden met een winstmarge van 5 %, die in het kader van de voorlopige procedure redelijk wordt geacht, gezien de winsten welke door onafhankelijke importeurs in de sector elektronica worden gerealiseerd.

iii) Vergelijking

(29) De normale waarde werd voor elk type produkt, transactie per transactie, op hetzelfde handelsniveau en op de grondslag af fabriek, met de prijs van het overeenkomstige type vergeleken. Ten behoeve van een eerlijke vergelijking werden overeenkomstig artikel 2, leden 9 en 10, van Verordening (EEG) nr. 2423/88 correcties toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen, zoals verschillen in fysieke kenmerken en verkoopkosten, waarvoor toereikend geacht bewijsmateriaal werd ingediend.

(30) Wat de fysieke kenmerken betreft, werd de normale waarde voor één van de twee producenten in Taiwan aangepast ten einde rekening te houden met het lagere certificatiepercentage - met andere woorden de kwaliteitscontrole van de diskette die medebepalend is voor de marktwaarde - van bepaalde naar de Gemeenschap uitgevoerde produkten, in vergelijking met het op de binnenlandse markt verkochte soortgelijke produkt.

(31) Eén Chinese producent verzocht om een aanpassing van de normale waarde ten einde rekening te houden met het feit dat zijn uitvoer naar de Gemeenschap in het onderzoektijdvak uitsluitend uit niet-gecertificeerde 3,5& Prime; microschijven bestond. De Commissie achtte het voorgelegde bewijsmateriaal toereikend en willigde het verzoek in.

(32) Wat de uitgaven in verband met verkopen betreft, werden overeenkomstig de voorschriften zowel de normale waarde als de prijs bij uitvoer gecorrigeerd voor de kosten van vervoer, verzekering, behandeling, verpakking, betalingstermijnen, salarissen van verkopers en commissielonen.

(33) Eén Taiwanese en één Japanse producent verzochten om aanpassingen van de normale waarde voor kosten in verband met technische bijstand na verkoop die voor het soortgelijke produkt op de binnenlandse markt werden gemaakt. Dit verzoek werd evenwel afgewezen omdat door geen van beide producenten voldoende bewijsmateriaal omtrent het juiste karakter en de omvang van de betrokken uitgaven werd ingediend.

iv) Marges van dumping

(34) De vergelijking toonde het bestaan van dumping aan, waarbij de dumpingmarges gelijk waren aan het bedrag waarmede de vastgestelde normale waarde de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap overschreed.

(35) Op de in overweging 13 genoemde gronden werd een algemene dumpingmarge vastgesteld voor alle betrokken Chinese producenten, met uitzondering van één onderneming - vermeld in overweging 14 - die volledig in handen is van buitenlandse aandeelhouders.

(36) De gewogen gemiddelde dumpingmarges voor elke producent, uitgedrukt als een percentage van de prijs vrij grens Gemeenschap, zijn:

Japan

- Memorex: 41,3 %,

- TDK: 41,6 %,

- Hitachi-Maxell: 37,3 %,

- Sony: 60,1 %;

Taiwan

- Megamedia: 33,5 %,

- CIS Technology: 20,4 %;

Volksrepubliek China

- Algemene dumpingmarge: 41,5 %,

- Hanny Zhuhai: 35,6 %.

(37) Voor de producenten in Japan en Taiwan die de vragenlijst van de Commissie niet beantwoordden, noch zich op andere wijze kenbaar maakten, werd de dumpingmarge overeenkomstig artikel 7, lid 7, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2423/88 vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens.

De Commissie was in deze van mening dat, gezien het aandeel in de totale invoer in de Gemeenschap van de ondernemingen in elk van deze landen die aan het onderzoek hadden medegewerkt, de met betrekking tot deze landen gedane vaststellingen de meest geschikte grondslag vormden voor de vaststelling van de marge van dumping.

De Commissie was bovendien van oordeel dat de betrokken producenten als het ware voor het niet verlenen van medewerking zouden worden beloond - hetgeen tot omzeiling van de anti-dumpingmaatregelen zou kunnen leiden - indien er van zou worden uitgegaan dat zij zich in mindere mate schuldig hadden gemaakt aan dumping dan enige producent of groep van producenten in het betrokken land van uitvoer die wel medewerking had verleend en waarvoor de hoogste marge van dumping werd vastgesteld.

Voor de betrokken producenten dient derhalve de hoogste marge van dumping te gelden die in het betreffende land werd vastgesteld.

(38) Eén Japanse exporteur die de vragenlijst van de Commissie had beantwoord, verklaarde dat hij het betrokken produkt niet vervaardigde, noch het op de binnenlandse markt verkocht. De Commissie kwam tot de conclusie dat de betrokken produkten die door deze handelaar van de Japanse producenten werden aangekocht, door deze laatsten voor uitvoer werden verkocht en dat zij derhalve in de berekening van de dumpingmarges voor deze producenten dienden te worden betrokken. Aangezien laatstgenoemden zich evenwel niet aan de Commissie kenbaar maakten door de voor dat doeleinde opgestelde vragenlijst aan te vragen en in te vullen, kon geen individuele marge van dumping worden vastgesteld.

E. BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP (39) Ten einde na te gaan of de indieners van de klacht het grootste gedeelte van de totale communautaire produktie van het soortgelijke produkt vertegenwoordigen, verzocht de Commissie om de medewerking van alle naar haar weten betrokken producenten in de Gemeenschap die de klacht niet hadden onderschreven en hield zij rekening met de informatie die was verstrekt door de producenten die bereid waren hun medewerking te verlenen.

De Commissie diende bovendien rekening te houden met het feit dat sommige producenten in de Gemeenschap met producenten in de betrokken exporterende landen verbonden waren en dat sommige anderen, die dergelijke bindingen niet hadden, het met dumping verkochte produkt zelf invoerden. De Commissie diende derhalve te beslissen of deze groepen van producenten dienden te worden geacht tot de "bedrijfstak van de Gemeenschap" in de zin van artikel 4, lid 5, eerste streepje, van Verordening (EEG) nr. 2423/88 te behoren.

(40) De Instellingen van de Gemeenschap hebben wat dit betreft steeds het standpunt ingenomen dat over de uitsluiting van dergelijke EG-producenten op redelijke en billijke gronden geval per geval dient te worden beslist, rekening houdend met alle wettelijke en economische aspecten van de zaak. De Instellingen zijn bij diverse gelegenheden tot de conclusie gekomen dat een dergelijke uitsluiting gerechtvaardigd is wanneer de producenten in de Gemeenschap zich eveneens schuldig maakten aan dumping, gevrijwaard bleven van de gevolgen daarvan of er onrechtmatig voordeel bij hadden.

(41) In het onderhavige geval is uit het onderzoek gebleken dat sommige producenten in de Gemeenschap die bindingen hebben met producenten in Japan, zowel hun in de Gemeenschap vervaardigde 3,5& Prime; microschijven als de met dumping van hun moedermaatschappijen in Japan ingevoerde 3,5& Prime; microschijven via dezelfde distributiekanalen van de onderneming in de Gemeenschap op de markt brengen.

Daar komt nog bij dat de prijzen van het in de Gemeenschap vervaardigde produkt op die van het uit Japan ingevoerde produkt zijn afgestemd, aangezien de prijszetting voor alle microschijven op de markt van de Gemeenschap, ongeacht of deze in Japan dan wel in de Gemeenschap zijn vervaardigd, door de Japanse moedermaatschappij wordt gecontroleerd.

(42) De Commissie komt derhalve in het kader van haar voorlopige bevindingen tot de conclusie dat deze producenten bij de dumpingpraktijken van de Japanse moedermaatschappijen betrokken zijn en dat zij, door een systeem van interne verrekenprijzen, niet alleen gevrijwaard blijven van de nadelige gevolgen van de dumping doch daar zelfs voordeel bij hebben.

Daar komt nog bij dat, indien deze producenten als behorende tot de bedrijfstak van de Gemeenschap zouden worden beschouwd, de verrekenprijzen tegen dewelke zij het betrokken produkt en zijn componenten van verbonden producenten in Japan invoeren, een vertekend beeld zouden geven van de economische situatie in deze sector in de Gemeenschap.

De conclusie luidt derhalve dat de betrokken producenten niet kunnen worden beschouwd als behorende tot de bedrijfstak van de Gemeenschap in de zin van artikel 4, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 2423/88.

(43) Sommige producenten die de klacht hadden onderschreven, importeerden het betrokken produkt van producenten ten aanzien waarvan dumping werd vastgesteld. De Commissie is van mening dat deze producenten die het produkt invoeren zich niet aan dumping schuldig maken, aangezien onafhankelijke importeurs niet bij de dumping betrokken zijn. Bovendien beliepen de gedurende het onderzoektijdvak door al deze afzonderlijke producenten, met uitzondering van één, ingevoerde hoeveelheden minder dan 7 % van hun totale verkopen in de Gemeenschap in dit tijdvak. Deze geringe hoeveelheid kan de betrokken producenten derhalve niet van de gevolgen van de dumping hebben gevrijwaard, noch kunnen zij hier wezenlijk voordeel van hebben getrokken. De kleine voordelen welke deze producenten eventueel hebben genoten, wegen in het geheel niet op tegen de nadelen van de invoer met dumping.

(44) Eén communautaire producent die de klacht had onderschreven, had gedurende het onderzoektijdvak 3,5& Prime; microschijven van oorsprong uit de betrokken landen ingevoerd in hoeveelheden die als aanzienlijk kunnen worden aangemerkt, aangezien zij bijna een derde van zijn totale verkopen in de Gemeenschap uitmaakten. Geconstateerd werd dat de betrokken communautaire producent reeds een gevestigde en efficiënte fabrikant van de vroegere 51 / 4& Prime; diskettes was, met een uitgebreide klantenkring, en dat zijn beslissing om de produkten in kwestie in te voeren ten doel had deze afzetmarkt in stand te houden voor de nieuwe 3,5& Prime; diskette, een formaat waarvoor hij zelf onvoldoende produktiecapaciteit had. Gezien de dreiging die uitging van de lage prijzen van de met dumping ingevoerde produkten van het nieuwe formaat had deze producent geen andere redelijke keuze dan, voor de tussenliggende periode en voor zover noodzakelijk, zijn verkoopprogramma met ingevoerde produkten te realiseren. Deze invoer was voor de betrokken producent derhalve noodzakelijk ter verdediging van zijn concurrentiepositie en marktaandeel voor het nieuwe formaat. Deze daad van zelfverdediging kan derhalve niet als een uit de invoer met dumping voortvloeiend, ongerechtvaardigd voordeel worden beschouwd.

(45) Een Japanse exporteur gaf als zijn mening te kennen dat twee van de producenten die de klacht hadden onderschreven niet als behorende tot de bedrijfstak van de Gemeenschap mogen worden beschouwd, omdat zij voor een dermate groot gedeelte het eigendom zijn van de Staat of dat de overheid een zo grote invloed heeft in deze ondernemingen dat zij niet aan de normale mededingingsvoorwaarden van een markteconomie onderworpen zijn. De Commissie wijst er wat dit betreft op dat het bezit van aandelen door de Staat geen criterium is bij de definitie van het begrip bedrijfstak van de Gemeenschap.

(46) Gezien het bovenstaande wordt in het kader van de voorlopige procedure ervan uitgegaan dat er geen geldige redenen zijn om enige producent die de klacht heeft onderschreven van het begrip bedrijfstak van de Gemeenschap uit te sluiten.

(47) Op grond van het bovenstaande wordt het aandeel van de totale communautaire produktie van het betrokken produkt gedurende het onderzoektijdvak van de producenten die de klacht hebben onderschreven, op 77 % geraamd.

F. SCHADE i) Cumulatie van de gevolgen van de invoer met dumping

(48) Bij het beoordelen van de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft de Commissie rekening gehouden met de gevolgen van alle invoer met dumping uit de bij het onderzoek betrokken landen. Bij het beantwoorden van de vraag of cumulatie van deze invoer dienstig is, heeft de Commissie de vergelijkbaarheid van het uit de betrokken landen ingevoerde produkt getoetst aan de hierna volgende criteria: punten van overeenkomst wat de fysieke kenmerken betreft, bruikbaarheid voor dezelfde doeleinden, ingevoerde hoeveelheden, gelijktijdige onderlinge mededinging van deze produkten in de Gemeenschap en met het door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigde soortgelijke produkt, vergelijkbaarheid van de distributiekanalen en van de prijszetting op de markt van de Gemeenschap door de producenten in ieder van deze landen.

(49) Sommige van de betrokken producenten in Japan waren van mening dat voor het vaststellen van de veroorzaakte schade de invoer van 3,5& Prime; microschijven uit dit land niet met de invoer uit Taiwan en de Volksrepubliek China mocht worden gecumuleerd, aangezien de invoer van het Japanse produkt in de Gemeenschap geheel andere effecten sorteerde, met name wat de kwaliteit van het produkt, de ingevoerde hoeveelheden, het prijspatroon en de marktstrategie betreft. Deze Japanse producenten voerden aan dat hun uitvoer naar de Gemeenschap vrijwel uitsluitend bestond uit 3,5& Prime; microschijven die tot het topsegment van de markt, met andere woorden hooggeprijsde produkten van hoge kwaliteit, behoren en dat hun produkten derhalve niet concurreren met de uit Taiwan en de Volksrepubliek China ingevoerde produkten van lage kwaliteit die behoren tot het basissegment, waar zij uitsluitend met de door de bedrijfstak in de Gemeenschap vervaardigde produkten concurreren. Voorts werd aangevoerd dat de invoer van de betrokken produkten uit Japan snel is teruggelopen terwijl die uit de twee andere exporterende landen aanzienlijk is toegenomen.

(50) De Commissie constateerde dat de gedurende het onderzoektijdvak uit Japan ingevoerde produkten niet allemaal merkprodukten waren, doch dat deze voor een aanzienlijk gedeelte het gehele op de markt van de Gemeenschap verkrijgbare assortiment 3,5& Prime; microschijven bestreken, met andere woorden zowel merkprodukten als merkloze produkten in de qua geheugencapaciteit twee belangrijkste categorieën.

Het aantal met dumping uit Japan ingevoerde produkten nam toe van 64,5 miljoen stuks in 1988 tot 116,6 miljoen stuks in 1990. In 1989 werd een piek bereikt van 131,5 miljoen stuks. Gedurende het onderzoektijdvak daalde deze invoer verder tot 103,6 miljoen stuks. Deze tendens moet worden toegeschreven aan het feit dat de Japanse producenten hun produktie van deze microschijven gedeeltelijk naar de Gemeenschap en naar andere derde landen hebben overgebracht. Niettegenstaande deze teruggang is de invoer met dumping van de betrokken produkten uit Japan nog steeds aanzienlijk, namelijk tweemaal zo groot als die uit de twee andere betrokken landen samen. De argumenten van de Japanse producenten worden derhalve van de hand gewezen.

(51) Onderzoek toonde aan dat de uit elk van de betrokken landen ingevoerde 3,5& Prime; microschijven, type voor type, in ieder opzicht soortgelijke, onderling verwisselbare produkten zijn die in de Gemeenschap binnen een vergelijkbare periode en in het kader van een vergelijkbaar commercieel beleid op de markt werden gebracht. Deze ingevoerde produkten concurreren met elkaar en met het door de bedrijfstak van de Gemeenschap vervaardigde soortgelijke produkt. Tevens werd geconstateerd dat de door de producenten in elk van de betrokken landen toegepaste prijzen geen duidelijke verschillen vertoonden. Daar komt nog bij dat de uit ieder van deze landen met dumping ingevoerde hoeveelheden geenszins als onbeduidend kunnen worden aangemerkt.

(52) Gezien het bovenstaande en overeenkomstig de gebruikelijke handelwijze van de Instellingen van de Gemeenschap wordt aangenomen dat er voldoende redenen zijn om de invoer uit al de betrokken landen te cumuleren.

ii) Omvang en marktaandeel van de invoer met dumping

(53) Aangezien de GN-code waaronder de 3,5& Prime; microschijven zijn ingedeeld ook andere magneetschijven omvat, evenals componenten van dragers waarop niet is opgenomen, waren geen juiste cijfers betreffende de totale invoer en het totale verbruik van het betrokken produkt beschikbaar. De tijdens het onderzoek verzamelde informatie doet evenwel geen afbreuk aan het door de indiener van de klacht geraamde aandeel van de 3,5& Prime; microschijven in de totale invoer uit de betrokken landen onder de genoemde GN-code. Deze cijfers werden door de andere bij de procedure betrokken partijen overigens niet betwist. De Commissie heeft zich derhalve op basis van deze ramingen en de bij het onderzoek verzamelde aanvullende gegevens een redelijk beeld kunnen vormen van het verbruik van het betrokken produkt in de Gemeenschap.

Op deze grondslag werd de omvang van de invoer met dumping in de Gemeenschap van het betrokken produkt van oorsprong uit de exporterende landen waarop de procedure betrekking heeft, vastgesteld op 74 miljoen stuks in 1988, 142 miljoen in 1989 en 156 miljoen in 1990 en gedurende het onderzoektijdvak, hetgeen een toename is van meer dan 110 % sedert 1988.

(54) De ontwikkeling van deze invoer, bezien in het licht van het zichtbare verbruik in de Gemeenschap, heeft geleid tot een marktaandeel van de betrokken exporterende landen van 37,2 % in 1988, een piek van 43,3 % in 1989 en 33,8 % gedurende het onderzoektijdvak. Deze daling van het marktaandeel is uitsluitend toe te schrijven aan de teruglopende invoer van de betrokken produkten uit Japan die sedert 1989 kennelijk geleidelijk werden vervangen door produkten welke door de betrokken Japanse ondernemingen in andere derde landen en in de Gemeenschap werden vervaardigd.

iii) Prijzen van de met dumping ingevoerde produkten

(55) De prijzen van de met dumping uit de betrokken landen ingevoerde produkten zijn sedert 1988 in snel tempo gedaald. Deze daling bedroeg in veel gevallen meer dan 75 %, hetgeen veel meer is dan redelijkerwijze zou kunnen worden verwacht als gevolg van schaalvoordelen en de leercurve in deze tak van industrie.

Deze prijzen waren gedurende het onderzoektijdvak aanmerkelijk lager dan die van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Voor elk van de producenten in de betrokken landen van uitvoer waar onderzoek plaatsvond, werd prijsonderbieding vastgesteld. Hiertoe werden de prijzen bij verkoop van deze ondernemingen aan de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap met de gewogen gemiddelde prijzen van de bedrijfstak in de Gemeenschap vergeleken. De vergelijking werd in het algemeen gemaakt voor de markt van Groot-Brittannië, Duitsland, Frankrijk en Italië, die te zamen het grootste gedeelte van de communautaire markt voor het betrokken produkt uitmaken en die meer dan 75 % van de betrokken invoer met dumping voor hun rekening nemen.

Deze vergelijking werd produkt voor produkt gemaakt voor alle ingevoerde types waarop de vaststelling van dumping betrekking had. Ten behoeve van de vergelijkbaarheid van de prijzen werden correcties toegestaan voor verschillen in fysieke kenmerken tussen de uit Taiwan en de Volksrepubliek China naar de Gemeenschap uitgevoerde produkten en die welke in de Gemeenschap worden vervaardigd. Deze correcties zijn in de overwegingen 30 en 31 uiteengezet. Voorts werden correcties toegepast voor douanerechten en de winstmarge van de importeur bedoeld in de overwegingen 25 en 28, voor zover van toepassing.

Uit de vergelijking bleek dat vrijwel alle onderzochte producenten zich aan onderbieding schuldig maakten. De gewogen gemiddelde onderbieding bedroeg 0,5 % tot 16,6 % voor Japan, 13,6 % tot 20,4 % voor Taiwan en 22,02 % tot 34,4 % voor de Volksrepubliek China.

iv) Situatie van de bedrijfstak in de Gemeenschap

a) Produktie en bezettingsgraad van de produktiecapaciteit

(56) De produktie van de bedrijfstak van de Gemeenschap nam toe van 37 miljoen stuks in 1989, het eerste volledige jaar waarin het produktieapparaat van alle producenten die de klacht hadden onderschreven operationeel was, tot 55 miljoen stuks in 1990 en 59 miljoen gedurende het onderzoektijdvak. Deze absolute toename van de produktie dient evenwel te worden beoordeeld in het licht van de recente vestiging van de bedrijfstak van de Gemeenschap en de toegenomen vraag naar het betrokken produkt in de Gemeenschap, waarbij de totale afzetmarkt voor dit produkt in de Gemeenschap groeide van 170 miljoen stuks in 1988 tot 294 miljoen stuks in 1989, 398 miljoen stuks in 1990 en 425 miljoen stuks gedurende het onderzoektijdvak. De produktie van de bedrijfstak in de Gemeenschap is qua omvang derhalve onder het niveau dat had kunnen worden bereikt en dat naar het oordeel van de Commissie ook zou zijn bereikt indien de betrokken invoer niet had plaatsgevonden. De produktie van de bedrijfstak van de Gemeenschap werd hierdoor derhalve belemmerd in haar ontwikkeling.

(57) Deze druk op de produktie komt eveneens tot uiting in de bezettingsgraad die gedurende het onderzoektijdvak gemiddeld slechts 63 % en voor sommige van de producenten in de Gemeenschap die de klacht hadden onderschreven zelfs minder dan 50 % bedroeg. Deze bezettingsgraden zijn derhalve veel lager dan hetgeen redelijkerwijze noodzakelijk is om de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat te stellen ten volle profijt te trekken van de schaalvoordelen.

b) Verkopen, voorraden en marktaandeel

(58) De verkopen van het betrokken produkt in de Gemeenschap door de bedrijfstak van de Gemeenschap waren in overeenstemming met de geproduceerde hoeveelheden en derhalve eveneens te gering. De stand van de eindejaarsvoorraden gaf derhalve geen duidelijke tendens te zien. Deze ontwikkeling in de verkochte hoeveelheden resulteerde, ten opzichte van het zichtbare verbruik in de Gemeenschap, in een marktaandeel dat sedert 1989 stagneert op een niveau van ongeveer 12 %, en dit niettegenstaande het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap een jonge industrie was en het marktaandeel derhalve normaliter veel sneller had moeten groeien.

c) Prijzen

(59) De producenten in de Gemeenschap die de klacht indienden, waren verplicht hun prijzen te verlagen tot een niveau dat in het algemeen niet toereikend was om een redelijke winstmarge mogelijk te maken en in bepaalde gevallen de produktiekosten niet dekte. Geconstateerd werd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn prijzen sedert 1989 met meer dan 30 % heeft verlaagd in een poging een redelijke capaciteitsbezetting en marktaandeel te bewerkstelligen. Voorts werd vastgesteld dat deze prijsdalingen, die nog sterker tot uiting kwamen in de tweede helft van het onderzoektijdvak, de door alle klagende producenten in de Gemeenschap gerealiseerde vermindering van de produktiekosten overschreden.

d) Winstgevendheid

(60) Deze ontwikkeling van de prijzen en de produktiekosten, in combinatie met de onderbezetting van de produktiecapaciteit, had tot gevolg dat de meeste van de betrokken producenten in de Gemeenschap vanaf 1989 verlies leden. Bovendien was in bepaalde gevallen de winst op verkopen duidelijk ontoereikend voor het terugverdienen van de reeds gedane grote investeringen evenals voor de nieuwe investeringen die noodzakelijk zijn om het hoofd te bieden aan de snelle ontwikkelingen in deze geavanceerde tak van industrie. Sedert 1989 bedroegen de verliezen van deze tak van industrie in de Gemeenschap gemiddeld meer dan 3 % op jaarbasis.

e) Investeringen

(61) De betrokken producenten in de Gemeenschap, waarvan sommigen efficiënte fabrikaten van de aan de 3,5& Prime; microschijven voorafgaande generaties van diskettes waren, hebben in de periode van 1987 tot 1989 grote investeringen gedaan om het voor de vervaardiging van het betrokken produkt noodzakelijke produktieapparaat tot stand te brengen.

Sedert 1989 werden vrijwel alle producenten in de Gemeenschap die de klacht onderschreven, gedwongen hun investeringen sterk te verminderen totdat op de markt van de Gemeenschap eerlijke mededingingsvoorwaarden worden hersteld.

v) Conclusies met betrekking tot de schade

(62) Bij het beoordelen van de situatie in de bedrijfstak van de Gemeenschap dient rekening te worden gehouden met het feit dat deze zich nog in een vroeg stadium van zijn ontwikkeling bevindt en derhalve aangewezen is op een verdere groei van de verkopen en meer kapitaalinbreng. Deze investeringen zijn bovendien noodzakelijk in deze zich snel ontwikkelende tak van industrie, omdat in de nabije toekomst vermoedelijk microschijven met een nog grotere opslagcapaciteit op de markt zullen komen. Wezenlijk voor de bedrijfstak van de Gemeenschap om gelijke tred te houden met deze ontwikkelingen en zich van de nodige kapitaalinbreng te verzekeren, is dat de produktie en de verkopen een toereikend niveau bereiken en de prijzen een redelijke winstmarge garanderen.

Hoewel economische indicatoren als produktie en verkopen een stijgende tendens te zien gaven, hetgeen normaal is voor jonge industrieën in een groeiende markt, zijn deze nog steeds verre van toereikend om deze tak van industrie in staat te stellen een redelijke capaciteitsbezetting en marktaandeel te realiseren en profijt te trekken van schaalvoordelen. Daar komt nog bij dat de recente sterke prijserosie en de daaruit voortvloeiende precaire financiële situatie van de indieners van de klacht in de Gemeenschap deze laatsten niet in staat stelde de in deze tak van industrie vereiste kapitaalinbreng te realiseren. Deze teruggang van de investeringen vond plaats in een cruciaal stadium in de ontwikkeling van de bedrijfstak van de Gemeenschap, die op het punt stond zich een vaste plaats te verwerven op deze markt. Deze situatie was een rem op de groei van de betrokken bedrijfstak en heeft zijn levensvatbaarheid nadelig beïnvloed.

De conclusie luidt derhalve dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade lijdt, hetgeen vooral blijkt uit het verschil tussen de huidige situatie, die wordt gekenmerkt door zwaar onder druk staande prijzen, prijsdalingen en een daaruit voortvloeiend gebrek aan winstgevendheid, en een situatie waarin, indien geen dumping had plaatsgevonden, een redelijke capaciteitsbezetting, marktaandeel en winstgevendheid hadden kunnen worden gerealiseerd.

G. OORZAKELIJK VERBAND (63) De Commissie heeft onderzocht of de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden aanmerkelijke schade door de invoer met dumping werd veroorzaakt en of nog andere factoren deze schade kunnen hebben veroorzaakt of daartoe kunnen hebben bijgedragen.

i) Gevolgen van de invoer met dumping

(64) De Commissie heeft bij haar onderzoek geconstateerd dat de toenemende omvang en het grote marktaandeel van de invoer met dumping uit de drie bij het onderzoek betrokken landen in de tijd samenviel met de precaire financiële situatie van de bedrijfstak in de Gemeenschap. Ten gevolge van de dumping werd het ingevoerde produkt op de markt van de Gemeenschap tegen zeer lage prijzen verkocht. Het transparante karakter en de prijselasticiteit van deze markt zijn toe te schrijven aan het feit dat de mededinging grotendeels plaatsvindt op het niveau van een zeer professionele categorie van afnemers die bijzonder gevoelig zijn voor prijswijzigingen. Dientengevolge was de bedrijfstak van de Gemeenschap gedwongen zijn prijzen te verlagen in een poging een redelijke capaciteitsbezetting en marktaandeel te bewerkstelligen. Deze verlaging van de prijzen leidde op haar beurt tot een algemene teruggang van de winstgevendheid, hetgeen meer bepaald tot uiting kwam in de sedert 1989 geleden financiële verliezen.

ii) Andere factoren

(65) De Commissie heeft onderzocht of andere factoren dan de invoer met dumping de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade kunnen hebben veroorzaakt of daartoe kunnen hebben bijgedragen. In het bijzonder heeft de Commissie de gevolgen onderzocht van de invoer uit niet bij deze procedure betrokken derde landen, evenals de tendens van het zichtbare verbruik op de markt van de Gemeenschap.

(66) De invoer uit niet bij de procedure betrokken derde landen is sedert 1988 in een lager tempo toegenomen dan het verbruik in de Gemeenschap en hun geraamde marktaandeel is dientengevolge teruggelopen van 44,7 % in 1988 tot 37,9 % gedurende het onderzoektijdvak. Bijna 90 % van deze invoer was van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, Hongkong en de Republiek Korea.

De Commissie ontving een bijkomende klacht van Diskma betreffende invoer met dumping van het betrokken produkt uit Hongkong en de Republiek Korea en daaruit voortvloeiende schade en is een onderzoek begonnen (3).

Geconstateerd werd dat het marktaandeel van de uit de Verenigde Staten van Amerika ingevoerde produkten sedert 1989 vrij stabiel is. Wat het prijsniveau van deze invoer betreft, kunnen uit de informatie die de Commissie tijdens het onderzoek ter beschikking is gesteld geen conclusies worden getrokken.

Sommige van de betrokken producenten uit Japan en de Volksrepubliek China voerden aan dat het niet bij de procedure betrekken van de invoer uit de Verenigde Staten van Amerika en Hongkong een vertekend beeld zou geven van de schade.

Dit doet echter geen afbreuk aan het feit dat zelfs indien zou worden aangenomen dat de invoer uit andere derde landen dan die waarop de procedure betrekking heeft eveneens enige schade zou hebben berokkend aan de communautaire industrie, de door de betrokken invoer met dumping veroorzaakte schade op zich genomen aanzienlijk is.

(67) Wat de wijzigingen in het consumptiepatroon betreft, constateerde de Commissie dat het zichtbare verbruik van het betrokken produkt in de Gemeenschap gedurende het onderzoektijdvak met 150 % is toegenomen ten opzichte van het verbruik in 1988. De door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade kan derhalve niet aan een inkrimping van de vraag naar het betrokken produkt in de Gemeenschap worden toegeschreven.

(68) De Commissie heeft nagegaan welk effect de vervaardiging van het betrokken produkt door in de Gemeenschap gevestigde verbonden ondernemingen van Japanse ondernemingen voor het beoordelen van de schade zou hebben. Vastgesteld werd in deze dat het marktaandeel van deze produkten in het onderzoektijdvak slechts toenam van 9,5 % in 1988 tot 10,7 %. Omdat de prijzen van de door deze dochterbedrijven in de Gemeenschap vervaardigde produkten gelijk zijn aan die van het ingevoerde produkt dat zij wederverkopen, had deze produktie in de Gemeenschap inderdaad enige negatieve consequenties kunnen hebben voor de situatie van de bedrijfstak in de Gemeenschap. Deze consequenties zijn evenwel beperkt en bieden geen verklaring voor de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden aanmerkelijke schade.

(69) Een aantal producenten in de drie betrokken landen voerde aan dat de beweerdelijk door de communautaire industrie geleden schade om uiteenlopende redenen tot op zekere hoogte door de bedrijfstak zelf veroorzaakt was en dat deze schade als zodanig niet aan de invoer met dumping kon worden toegeschreven.

(70) In de eerste plaats werd aangevoerd dat de invoer van het betrokken produkt door sommige van de klagende producenten in de Gemeenschap schade berokkende aan de importerende producenten zelf en aan andere producenten in de Gemeenschap die de klacht hadden onderschreven.

Zoals uiteengezet in overweging 43 werden door slechts één producent die de klacht had onderschreven aanzienlijke hoeveelheden van de 3,5& Prime; microschijven van oorsprong uit de betrokken landen ingevoerd. Het streven van deze producent was erop gericht zijn concurrentiepositie in de Gemeenschap te verdedigen en zijn marktaandeel te handhaven. Hij bracht zichzelf derhalve geen schade toe. Voorts werd vastgesteld dat de prijzen tegen dewelke het ingevoerde produkt door deze producent in de Gemeenschap wederverkocht werd, gelijk waren aan die van het door hemzelf vervaardigde soortgelijke produkt en dat zij bovendien weinig afweken van de prijzen van de andere producenten in de Gemeenschap die de klacht hadden onderschreven.

(71) In de tweede plaats werd aangevoerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap die de klacht indiende de groei van de markt verkeerd had ingeschat en zijn investeringen in produktiecapaciteit in een te laat stadium van de produktcyclus had gedaan. Toen deze capaciteit operationeel werd bleek zij te groot te zijn, met name gezien de marktontwikkeling en het feit dat andere leveranciers zich reeds een plaats op de markt van de Gemeenschap hadden veroverd.

Ter zake zij opgemerkt dat de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn produktiecapaciteit met 23 % heeft verhoogd, dat wil zeggen wanneer men de produkiecapaciteit in het onderzoektijdvak vergelijkt met die in 1989, het eerste volledige jaar waarin het produktieapparaat van alle producenten die de klacht hebben ingediend operationeel was. In deze periode nam het zichtbare verbruik van het betrokken produkt in de Gemeenschap met 44 % toe. De bedrijfstak van de Gemeenschap heeft de groei van de markt derhalve niet verkeerd ingeschat. Daar komt nog bij dat de aanwezigheid van gevestigde leveranciers van het betrokken produkt op de markt van de Gemeenschap geen beletsel mag vormen voor nieuwe efficiënte producenten van 3,5& Prime; microschijven om hun produkten onder eerlijke mededingingsvoorwaarden op de markt van de Gemeenschap aan te bieden, zoals het geval was met vroegere formaten van diskettes.

(72) Als derde argument wordt aangevoerd dat het ontbreken van de nodige ondersteuning bij het op de markt brengen van het betrokken produkt door de bedrijfstak van de Gemeenschap deze er toe gedwongen heeft zich op het basissegment van de merkloze produkten te concentreren, hetgeen de precaire financiële situatie van deze tak van industrie zou verklaren. Vastgesteld werd evenwel dat de bedrijfstak van de Gemeenschap ongeveer evenveel merkprodukten als merkloze produkten op de markt van de Gemeenschap verkocht, en de bewering dat de betrokken tak van industrie in de Gemeenschap zich vooral op het basissegment van de markt concentreerde, werd derhalve zeker niet bevestigd. De door de invoer met dumping veroorzaakte druk op de prijzen en het daaruit voortvloeiende gebrek aan winstgevendheid dwongen de bedrijfstak van de Gemeenschap zowel zijn investeringen in uitrustingsgoederen als zijn uitgaven voor het op de markt brengen van het betrokken produkt te beperken.

(73) Ten slotte plaatsten de producenten in Japan vraagtekens bij de technische kennis en de levensvatbaarheid van de communautaire industrie, waarvan wordt beweerd dat zij nog steeds ten achter is op de gevestigde producenten in Japan, met name wat het technologische niveau van het produktieproces en de kwaliteit van de produkten betreft. Het onderzoek heeft wat dit betreft evenwel aangetoond dat de bedrijfstak van de Gemeenschap concurrentieel is, zowel op technologisch gebied als wat het fabricageprocédé en de prijzen betreft, voor zover de mededinging eerlijk is en niet wordt verstoord door dumping. Voorts werd geconstateerd dat de produktiekosten van het betrokken produkt voor de klagende communautaire producenten met de hoogste bezettingsgraad van de produktiecapaciteit gedurende het onderzoektijdvak lager waren dan die welke voor de Japanse producenten werden vastgesteld.

(74) De Commissie concludeert derhalve in het kader van haar voorlopige vaststellingen dat, niettegenstaande het feit dat er mogelijk andere oorzaken zijn voor bepaalde aspecten van de schade, de invoer met dumping uit Japan, Taiwan en de Volksrepubliek China, gezien de lage prijzen, de dominante positie op de markt van de Gemeenschap en het daaruit voortvloeiende gebrek aan winstgevendheid van de communautaire industrie, op zich genomen aanmerkelijke schade hebben veroorzaakt voor deze tak van industrie.

H. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP (75) Bij het beoordelen van het belang van de Gemeenschap dient de Commissie rekening te houden met twee fundamentele elementen. Het eerste is dat het opheffen van verstoringen van de mededingingsvoorwaarden die het gevolg zijn van oneerlijke handelspraktijken en het herstellen van open en eerlijke mededingingsvoorwaarden op de markt van de Gemeenschap het wezenlijke doel zijn van anti-dumpingmaatregelen en, in beginsel, in het algemene belang zijn van de Gemeenschap als omschreven in artikel 3, onder f), van het Verdrag. Het tweede element is dat, gezien de bijzondere omstandigheden van de onderhavige procedure, het achterwege blijven van voorlopige maatregelen de reeds precaire situatie van de communautaire industrie, die in het bijzonder tot uiting komt in een gebrek aan winstgevendheid en daaruit voortvloeiende teruggang van de investeringen, met negatieve consequenties voor de levensvatbaarheid, nog zou verergeren. Indien deze tak van industrie wordt gedwongen zijn produktie te staken, dan is de Gemeenschap, in een sector van toenemend technologisch belang, vrijwel geheel afhankelijk van derde landen. Dit zou bovendien ernstige consequenties kunnen hebben voor de producenten in de Gemeenschap van componenten voor 3,5& Prime; microschijven.

(76) In dit verband werden door bepaalde betrokkenen de volgende argumenten naar voren gebracht:

i) een prijsstijging van ingevoerde 3,5& Prime; microschijven ten gevolge van de vaststelling van anti-dumpingmaatregelen zou de belangen van zowel de reproduktiebedrijven als de consumenten in de Gemeenschap schaden;

ii) de vaststelling van dergelijke maatregelen zou, doordat de betrokken leveranciers uit derde landen van de markt van de Gemeenschap worden geweerd, een vermindering van de diversiteit en de kwaliteit van de op de markt aangeboden produkten tot gevolg hebben, waardoor de vraag het aanbod zou overtreffen, aangezien de in de Gemeenschap gevestigde fabrikanten nog niet volledig aan de te verwachten vraag kunnen voldoen.

(77) Wat de belangen van de reproduktiebedrijven en de consumenten van het betrokken produkt in de Gemeenschap betreft, zij opgemerkt dat de prijsvoordelen die zij op korte termijn hebben behaald moeten worden gezien tegen de achtergrond van de gevolgen op lange termijn van het niet herstellen van eerlijke mededingingsvoorwaarden. Indien geen maatregelen worden genomen, zal de levensvatbaarheid van de communautaire industrie inderdaad ernstig worden bedreigd. Het verdwijnen van deze tak van industrie zou negatieve consequenties hebben voor zowel het aanbod op de markt als de concurrentie, hetgeen nadelig zou zijn voor de reproduktiebedrijven en de consumenten.

(78) De Commissie merkt bovendien op dat niets de veronderstelling rechtvaardigt dat het herstel van open en eerlijke marktvoorwaarden producenten in derde landen van de communautaire markt zal uitsluiten of dat de kwaliteit en de diversiteit van het aanbod daaronder te lijden zullen hebben.

Hoewel de produktie in de Gemeenschap momenteel weliswaar ontoereikend is om aan de vraag naar het betrokken produkt te voldoen, zouden anti-dumpingmaatregelen slechts de concurrentieverstorende effecten van de invoer met dumping wegnemen; deze maatregelen staan er derhalve niet aan in de weg dat de kloof tussen vraag en aanbod wordt overbrugd door redelijk geprijsde produkten uit derde landen. Wanneer het anti-dumpingrecht gelijk is aan de marge van dumping, doch lager dan het bedrag dat vereist zou zijn om de schade volledig op te heffen, wordt namelijk slechts het oneerlijke element van het door de exporteurs behaalde prijsvoordeel geëlimineerd. In dergelijke omstandigheden kunnen de exporteurs normaal concurreren op basis van hun werkelijk comparatief voordeel. In het tegengestelde geval, wanneer de voor het opheffen van de schade vereiste prijsverhoging lager is dan de dumpingmarge, blijft de prijsverhoging van het ingevoerde produkt beperkt tot het niveau dat noodzakelijk is voor het herstellen van eerlijke mededingingsvoorwaarden op de markt van de Gemeenschap die de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat stellen zijn produkten tegen economisch verantwoorde prijzen te verkopen. In geen van beide gevallen wordt de toegang tot de markt van de Gemeenschap voor de exporteurs derhalve beperkt.

(79) Gelet op de algemene en specifieke belangen van de betrokken partijen wordt voorlopig geconcludeerd dat de voorgenomen maatregelen in dit geval de eerlijke mededingingsvoorwaarden zullen herstellen doordat zij de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping zullen opheffen, hetgeen de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat zal stellen zijn essentiële technologische kennis in stand te houden en verder te ontwikkelen en waardoor ook de leveranciers van componenten in de Gemeenschap bepaalde garanties worden geboden.

(80) De Commissie komt derhalve tot de conclusie dat het in het belang van de Gemeenschap is anti-dumpingmaatregelen in de vorm van voorlopige rechten vast te stellen ten einde verdere schade door de betrokken invoer met dumping in de loop van deze procedure te voorkomen.

I. RECHT (81) Bij de vaststelling van het voorlopige recht heeft de Commissie rekening gehouden met de geconstateerde dumpingmarges en met het recht dat noodzakelijk is om de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade op te heffen.

(82) Aangezien de veroorzaakte schade hoofdzakelijk de vorm heeft van prijsonderbieding, onder druk staande prijzen, een te lage bezettingsgraad van de produktiecapaciteit en verlies van marktaandeel, en, als gevolg daarvan, te lage winstmarges dan wel verliesgevende produktie, kan deze schade slechts worden opgeheven indien de betrokken tak van industrie in staat wordt gesteld zijn prijzen tot een rendabel niveau te verhogen zonder dat dit ten koste gaat van de verkochte hoeveelheden. De prijzen van de uit Japan, Taiwan en de Volksrepubliek China ingevoerde produkten moeten derhalve dienovereenkomstig worden verhoogd.

Voor het berekenen van de noodzakelijke prijsverhoging ging de Commissie ervan uit dat de werkelijke prijzen van de ingevoerde produkten dienen te worden vergeleken met verkoopprijzen die voldoende hoog zijn om de produktiekosten van de producenten in de Gemeenschap die de klacht hebben ingediend te dekken, vermeerderd met een redelijk bedrag voor winst.

De Commissie is hiervoor uitgegaan van de produktiekosten van de twee klagende producenten met de grootste produktie en de hoogste bezettingsgraad van de produktiecapaciteit, die hoger is dan de werkelijke gemiddelde bezettingsgraad van de bedrijfstak in de Gemeenschap. Wat het in aanmerking te nemen bedrag voor winst betreft, werd rekening gehouden met het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap een nog jonge tak van industrie is die normaliter niet zou werken met dezelfde winstmarges als die welke door de gevestigde producenten in de betrokken derde landen worden gerealiseerd. Een winstmarge van 10 % op de omzet werd derhalve geacht het minimum te zijn dat noodzakelijk is om de bedrijfstak van de Gemeenschap levensvatbaar te maken.

De gedurende het onderzoektijdvak door de bedrijfstak van de Gemeenschap toegepaste gewogen gemiddelde verkoopprijzen werden voor elk type van produkt voor zover nodig verhoogd ten einde de vereiste algemene minimum-winstmarge mogelijk te maken. De aldus vastgestelde prijzen werden vergeleken met de prijzen van de met dumping ingevoerde produkten die voor het vaststellen van de onderbieding als bedoeld in artikel 55 werden gebruikt.

De verschillen tussen deze twee prijzen, uitgedrukt als een gewogen gemiddelde en een percentage van de prijs franco grens Gemeenschap, lagen boven de voor alle betrokken producenten in Taiwan en de Volksrepubliek China geconstateerde dumpingmarges en beliepen 5,2 % tot 40,9 % voor de producenten in Japan.

(83) In gevallen waarin de vastgestelde marges van dumping voor een bepaalde exporterende producent lager waren dan de overeenkomstige verhogingen van de prijzen bij uitvoer die, zoals hierboven werd berekend, noodzakelijk waren om de schade op te heffen, dienen de opgelegde voorlopige rechten tot de vastgestelde marges van dumping te worden beperkt.

(84) Om de in de overwegingen 13 en 14 vermelde redenen dient één enkel recht te worden vastgesteld voor alle producenten in de Volksrepubliek China, met uitzondering van één onderneming waarvoor een afzonderlijk recht dient te worden vastgesteld.

(85) Voor de vaststelling van het voorlopige recht ten aanzien van de producenten in elk van de betrokken landen die de vragenlijst van de Commissie niet hebben beantwoord, noch zich op enige andere wijze kenbaar hebben gemaakt, acht de Commissie het dienstig, op de in overweging 37 uiteengezette gronden in verband met de dumpingmarges, de tijdens het onderzoek gedane vaststellingen tot grondslag te nemen en deze producenten het hoogste recht op te leggen dat voor enige andere producent in hun land werd vastgesteld.

J. SLOTBEPALING (86) Voor een goed verloop van de procedure dient een tijdvak te worden vastgesteld binnen hetwelk de betrokken partijen hun standpunt kunnen bekendmaken en kunnen verzoeken te worden gehoord. Voorts dient te worden bepaald dat alle in het kader van deze verordening gedane bevindingen een voorlopig karakter hebben en kunnen worden herzien indien de Commissie besluit een definitief recht voor te stellen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Bij invoer van 3,5& Prime; microschijven voor het vastleggen en opslaan van gecodeerde digitale computergegevens, vallende onder GN-code ex 8523 20 90 (Taric-code 8523 20 90* 10), van oorsprong uit Japan, Taiwan en de Volksrepubliek China, geldt een voorlopig anti-dumpingrecht.

2. Het recht dat wordt toegepast op de nettoprijs, vrij grens Gemeenschap, niet ingeklaard, bedraagt:

/* Tabellen: zie PB */

4. Bij het in het vrije verkeer brengen in de Gemeenschap van de in lid 1 genoemde produkten dient een zekerheid te worden gesteld ten belope van het bedrag van het voorlopige recht.

Artikel 2

Onverminderd het bepaalde in artikel 7, lid 4, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2823/88 kunnen de betrokken partijen binnen één maand te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening hun standpunt schriftelijk kenbaar maken en verzoeken om door de Commissie te worden gehoord.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Onverminderd de artikelen 11, 12 en 13 van Verordening (EEG) nr. 2823/88 is artikel 1 van deze verordening van toepassing voor een tijdvak van vier maanden, tenzij de Raad vóór het verstrijken van dit tijdvak definitieve maatregelen vaststelt.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 15 april 1993.

Voor de Commissie

Leon BRITTAN

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 209 van 2. 8. 1988, blz. 1.

(2) PB nr. C 174 van 5. 7. 1991, blz. 16.

(3) PB nr. C 239 van 18. 9. 1992, blz. 4.

Top